Vanuit Haarlem pak ik de trein naar Zandvoort en wanneer we na tien minuten niet meer verder kunnen, stap ik uit en snuif m'n lichaam vol met zeelucht. Het ruikt hier anders. Het is ook altijd net wat kouder hier. Her en der ligt er verstrooid zand op de straten en helmgras dat vanuit elke spleet de kop opsteekt. De huizen ogen verwassen en verwaaid door al het zoute water, de zon en de wind.
Met camera aan een statief struin ik door bekend terrein. Het alles hier doet me aan thuis denken. Een thuis van toen. De straten, de huizen, de winkels, de daken en duinen.
Zelfs de mensen. Mensen grauw als de zee in winter, opgelucht in de zomer.
De zee doet veel inzien, weet men hier. Althans voor degenen die ernaar zoeken. Jutters of Nieuwediepers heetten ze bij ons. Hier weet ik het niet.
Het voelt hier nu onwennig en onrustig. Wat ook komt omdat ik geen idee heb waar ik naar toe moet. Wat ik ga doen of wat ik in vredesnaam nou eigenlijk wil.
Zonder verder nog veel na te denken loop ik een kant op en met behulp van Arvo Pärt en Philip Glass tetterend in allebei m'n oren, sluit ik me af voor elke andere optionele stoorzender.
Langzaamaan raak ik bedwelmd door de muziek en zo door alles wat ik om me heen zie.
Een aantal beelden uit de serie: 'Songs along the shore'. Harm van de Poel (1984 te Den Helder).